dinsdag 16 oktober 2018

De wilde zwanen bij Coole (The wild swans at Coole van W.B. Yeats)


De wilde zwanen bij Coole - W.B. Yeats

De bomen zijn mooi van herfst,
De bospaden zijn droog,
In de oktoberschemer spiegelt
't water stilte van omhoog;
Op water dat tussen stenen is gegaan
Zwemmen negenenvijftig zwanen.

Dit is de negentiende herfst
Sinds ik voor het eerst telde
Ik zag voor ik goed en wel klaar was
Hoe zij de lucht in snelden
En zich verspreidden in grote gebroken ringen
Op hun vleugels die luid zingen.

Ik heb deze schitterende schepselen gezien
En nu schrijnt mijn hart.
Alles is anders sinds ik in de schemer
Op deze oever voor het eerst
De klokslag van hun vleugels hoorde
En wandelde zonder smart.

Immer onvermoeid, lief naast lief
Peddelen zij in de koude
Vergezelbare stromen of klimmen in de lucht
Hun harten zijn niet oud;
Hartstocht en verovering, die gaan waar zij gaan
Blijven hen bijstaan.

Maar nu drijven zij op het stille water
Geheimzinnig en schoon;
Tussen welke biezen zullen zij bouwen,
Bij de rand van welk meer of ven
Mensenogen verrukken als ik wakker word op een dag
En zij zijn verdwenen met hun vleugelslag?