Elke politieke partij voert de leuze dat iedereen moet meedoen. "Meedoen" staat hier voor betaald werk verrichten. Deze arbeidzame leuze is in werkelijkheid louter retoriek voor de mensen in het land, preken voor de parochie van de mentale middenstand, zij die het land beschouwen als een winkel. Waarom tel je pas mee als je werkt? Tel je pas mee als je werkt? Wat is dat eigenlijk, werken? Het is al te makkelijk om er in dit verband vermolmde inzichten over het calvinisme bij te halen: de werkelijkheid is eerder dat de kreet dat iedereen moet meedoen een stervende echo is van een zieltogende heilsgedachte. Wie niet werkt zal geen deel hebben aan de genade van de almachtige verzorgingsstaat; of beter, wie niet "meedoet" verkeert al niet meer in een staat van genade en heeft precies daarom iets uit te leggen aan de verzorgingsstaat -- deze is er namelijk wel, maar het is niet de bedoeling dat er ook een beroep op wordt gedaan.
Ik zal nu niet argumenteren dat er betere dingen om te doen zijn dan werken, al denk ik dat wel en zal ik in een latere post met Marx en Oscar Wilde beweren dat we eigenlijk met z'n allen minder met werk bezig zouden moeten zijn. Hier zal ik slechts de aloude topos memoreren dat het vanuit het kapitalisme zelf niet wenselijk is dat iedereen meedoet. Als iedereen zou meedoen, dan zou de vraag naar arbeid veel groter zijn dan het aanbod en zou de arbeider dus veel meer kosten. Nu is het omgekeerd, het aanbod van arbeid is groter dan de vraag: werkgevers hoeven daarom hun werknemers minder gunstige arbeidsvoorwaarden te bieden dan wanneer voor de werknemer de banen voor het oprapen liggen. Dankzij "werklozen" zijn de arbeidskosten een stuk lager dan bij "full employment" het geval zou zijn. Ik vind ook dat bijstandsgerechtigden van het bedrijfsleven een royale aanvullende uitkering zouden moeten krijgen als erkenning voor hun passieve bijdrage aan de winst van het bedrijf. Blijft over de vraag waarom politieke partijen, die verondersteld kunnen worden het bovenstaande argument (hoewel niet noodzakelijk mijn conclusie) te kennen, toch ad nauseam blijven roepen dat iedereen moet meedoen. Heel eenvoudig, het klimaat is rechts en de "uitkeringstrekker" is een populaire schietschijf voor de rechtse rakkers; wil je als politicus niet als ouderwets (lees: links) of als een mietje overkomen, dan moet je de stoere taal van gewezen voorman Rita Verdonk uitslaan en zeggen dat de schouders eronder moeten. Dat deze kretologie kant nog wal raakt is irrelevant. Nederland, en de "beschaafde" wereld in het algemeen zou er een stuk beter aan toe zijn als we niet zo'n gestresste nadruk op werken zouden leggen; waarom is betaald werken eigenlijk zaligmakend? Mijn quasi-theologische duiding boven is niet alleen maar een stilistische oefening. Er heerst een dogma dat je moet werken, dat wil zeggen iets doen waarvoor je geld krijgt, geeft niet wat als het maar niet tegen de wet is. Maar waarom zou geld verdienen hèt criterium zijn voor zinvol bezig zijn. En omgekeerd, is het eigenlijk wel nodig om arbeid te verrichten om geld te krijgen? Investeerders en bankiers vinden natuurlijk van niet, maar ze kijken wel link uit om te zeggen dat ze door te spelen met het geld dat ù verdient hebt rijk worden. Er zijn evident veel zinvollere bezigheden dan speculeren waar mensen eigenlijk voor zou moeten worden betaald die nu niet als werk gelden: het huishouden doen bijvoorbeeld, kinderen opvoeden, studeren. Een ware feministische èn linkse revolutie zou er in bestaan de bijdragen van honderdduizenden gewone vrouwen en mannen aan de samenleving te erkennen en te belonen in plaats van hypocriete middenstandsretoriek door de ether en over het internet te slingeren. In een volgende post zal ik argumenteren dat we de balans tussen wat we nu werk en vrije tijd noemen heel anders kunnen en moeten leggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten