Als de zon opkomt zijn de kleine uilen
die kletsen bij een rode maan
veranderd in eksters in de essen
rustend tussen reizen
het gras is bedauwd tot de middag
elke dag zwerft de mist meer omhoog
om over de oude heuvel te kijken
en nooit meer weer te keren
maand van ogen die jouw paden zelf zien
je hebt jouw hand gelegd
in mijn hand
het groen van het gebladerte donkert
en drijft weg
de bloemen van de klimop staan open
op de muur van de wezel
de bijen bezoeken hen
de spinnen zien hun buiken
en langs alle kusten
branden schepen van de geest
zonder ruis, zonder rook, zonder vlam
ongezien in het zonlicht
van een dag onder zijn eigen koning
Geen opmerkingen:
Een reactie posten