Het paadje
Er loopt langs een heuvel, een vestingwerk
Dat de gelijke weg bewaart voor het hoge bos
Eronder, een paadje. Het wordt gebruikt
Door kinderen om te kijken wat er van de
Gladde steile helling komt tussen de stammen van beuk en taxus
Door tot waar een omgevallen boom het zicht blokkeert –
Terwijl mannen en vrouwen zich tevreden stellen met de weg
En wat ze zien op de heuvel en wat de kinderen zeggen.
Het pad dat slingert als zilver drupt verder,
Omringd en zelfs verdrongen door het dunste mos
Dat tracht wortels en kruimelend krijt te bedekken
Met goud, olijf en smaragd, maar tevergeefs.
De kinderen slijten het af. Ze hebben de heuvel afgevlakt
Aan de top, hem zilverig gemaakt tussen het mos
Met de stroom van hun voeten, jaar na jaar.
Maar de weg is zonder huizen en leidt niet naar de school.
Het komt zelden voor dat je er een kind ziet en het oog
Is slechts op de weg gericht, op het bos dat eroverheen hangt
En eronder gaapt en het paadje dat eruitziet alsof het
Leidt naar een mythische of verzonnen plek, waar mensen
Heen wilden gaan en blijven; tot het, plots, ophoudt waar het bos ophoudt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten