dinsdag 13 februari 2018

Morele oordelen over kunst

Er is de laatste tijd geen gebrek aan morele oordelen over kunst. Een museum in Manchester verwijderde een doek van kitsch-schilder John William Waterhouse waarin halfnaakte nimfen Hylas het water in lokken. Het schilderij zou vrouwen in een passieve rol uitbeelden die “niet meer van deze tijd” heet te zijn. Ook een ander schilderij in een ander museum moest het ontgelden. De surrealistische schilder Balthus had een meisje van twaalf in een suggestieve pose geschilderd. Reden voor een groep activisten om het Metropolitan Museum in New York via een petitie te verzoeken het aanstootgevende werk niet ten toon te stellen. In Trouw riep kunsthistoricus Léon Hanssen vorige week de museumwereld op om het “walgelijke seksisme” van de kunstenaars wier werk in de Nederlandse musea hangt tot onderwerp van debat te maken.
Het morele oordeel beperkt zich allerminst tot de schilderkunst. In Berlijn besloot een Hochschule een Spaanstalig gedicht van Eugen Gomringer, “Avenidas”, waarin vrouwen in één adem worden genoemd met lanen en bloemen van de muur te verwijderen omdat het gedicht seksistisch zou zijn. Nemen we als laatste in dit rijtje het tv-optreden van voetbalcommentator René van der Gijp. Deze had het gewaagd een transseksueel te persifleren in het programma Voetbal Inside. Dergelijke satire zou volgens menig klager transfoob en homofoob zijn. Het contrast met een tamelijk recent verleden is opvallend. In 1979 voerde het collectief Monty Python in hun evangelie-parodie The Life of Brian een man op die het recht wil hebben om een vrouw te zijn en kinderen te krijgen. Deze wensen zijn volgens de makers evident belachelijk. Toch hoor je nooit iets over aanklachten tegen John Cleese en zijn bentgenoten wegens transfobie. Tegelijkertijd is het bijna ondenkbaar dat dezelfde scene nu opnieuw zo gemaakt zou worden, net zo ondenkbaar als de seksscene tussen een heel jonge Nastassja Kinski en haar veel oudere tegenspeler in Wim Wenders’ film Falsche Bewegung uit 1975. Iets dergelijks geldt ook al voor Da Ali G Show uit de jaren ’90 waarin komiek Sacha Baron Cohen de rol speelt van een blanke Engelse jongen die de mores van zwarte hip-hoppers imiteert. “Cultural appropriation” zou de klacht nu luiden en het programma zou nooit op de buis komen.
Het regent klachten over zowel de hoge cultuur als over het platte vermaak van nu en van weleer, van de zogenoemde transfobie van René van der Gijp tot de gezapige sit-com Friends, tot een “anti-racistische” bewerking van Shakespeare’s Othello.
De Westerse samenlevingen op dit moment zijn in de greep van een verlangen naar zuiverheid. Het ideaal is dat eenieder moet kunnen doen wat hij of zij, of, vul de gender maar in, wil, tot op het punt dat iemand anders dat niet wil. Daarbij blijft iedereen in zijn eigen hokje en respecteert de andere hokjes. Helderheid. Zuiverheid. Dit ideaal botst met de werkelijkheid dat mensen enerzijds voortdurend dingen willen die anderen vaak niet willen (of niet op dezelfde manier willen) en anderzijds vaak en in veel verschillende soorten gevallen zelf niet goed weten wat ze willen. Dat er tussen deze twee kanten van de zaak een groot en onoverzichtelijk schemergebied is waardoor je iets kunt willen maar tegelijkertijd ook niet, dat je iemand kunt bewonderen én haten, begeren én verafschuwen, maakt de zaken er bepaald niet eenvoudiger op. Het menselijk verlangen is veelvormig, zeer veelzijdig en vaak intern tegenstrijdig. De kunst is bij uitstek het terrein waar dit onontwarbare kluwen van wensen en verlangens over het voetlicht wordt gebracht. Zelfs aan de eenvoudige humor van Sacha Baron-Cohen blijken bij een beetje krabben meerder lagen te zitten: wie wordt er bespot als een blanke komiek een blanke jongen speelt die een zwarte jongen wil zijn? Als Wim Wenders of Balthus de seksualiteit van jonge meisjes uitbeeldt, is dat dan kwalijk voyeurisme of het tonen van een delicate maatschappelijke kwestie, namelijk het feit dat pubers enerzijds nog kinderen zijn maar anderzijds ook verlangens hebben waardoor ze al met een voet in de volwassen wereld staan – waar ze niet zelfstandig op de been kunnen blijven met alle mogelijke gevolgen van dien – waarbij het uiteraard die ambivalente gevolgen zijn die de kunstenaar toont? Als Shakespeare de zwarte admiraal Othello tot waanzinnige jaloezie gedreven door een (overigens blanke) adjudant zijn vrouw laat wurgen, is dat dan racistisch omdat de zwarte man zijn driften niet kan beheersen of zien we juist een maatschappelijk uiterst geslaagde, zwarte man aan het hoofd van de Venetiaanse marine die toch ook een menselijk-al-te-menselijke man met een fatale zwakheid blijkt te zijn? Als de nimfen op het schilderij van Waterhouse de held het moeras in lokken is dat dan een kwalijke objectivering van de vrouw als een wulps wezentje? Wellicht is het dat, maar het is vrijwel zeker ook een problematisering van het idee dat het seksuele verlangen eenvoudig en zonder verborgen diepten zou zijn.
Het is in de kunst en op weinig andere terreinen dat dergelijke ambiguïteiten en dergelijke ambivalenties ter aanschouwing en overweging kunnen worden opgevoerd. Het hedendaagse puritanisme heeft echter een bloedhekel aan onduidelijkheid en dubbelzinnigheid. Het wil de werkelijkheid in duidelijke een éénzinnige hokjes kunnen stoppen, met name waar het ingewikkelde en stekelige zaken als seksualiteit betreft, die daar uit de aard der zaak ten diepste ongeschikt voor zijn. Kunstwerken die dit ingewikkelde en meerzinnige karakter van zaken als seksualiteit en identiteit in het gezicht van de toeschouwer werpen – en hem zeggen: dit is hoe het is, doe er wat mee! – zijn ongemakkelijke spiegels die de puritein in de ban van zijn verlangen naar zuiverheid eigenlijk meteen weer wil omdraaien.

Waar de puritein niet aan wil is dat de keuzes waar de noodzaak om te handelen ons toe noopt niet alleen niet duidelijk en niet tweewaardig zijn, maar dat zelfs niet duidelijk is of we wel willen kiezen – maar dat we vaak toch moeten handelen met alle mogelijke gevolgen van dien. Wat de puritein niet onder ogen wil zien, met andere woorden, is dat het menselijk leven au fond tragisch is. De vervolging van kunstenaars die dit minder rooskleurige aspect van de condition humaine niet onder de korenmaat wensen te houden is derhalve niet meer of minder dan een weigering om de werkelijkheid van het menselijk leven onder ogen te zien, censuur die in laatste instantie zelfverblinding is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten