dinsdag 25 september 2018

September van W.S. Merwin

Als de zon opkomt zijn de kleine uilen
die kletsen bij een rode maan
veranderd in eksters in de essen
rustend tussen reizen
het gras is bedauwd tot de middag
elke dag zwerft de mist meer omhoog
om over de oude heuvel te kijken
en nooit meer weer te keren
maand van ogen die jouw paden zelf zien
je hebt jouw hand gelegd
in mijn hand
het groen van het gebladerte donkert
en drijft weg
de bloemen van de klimop staan open
op de muur van de wezel
de bijen bezoeken hen
de spinnen zien hun buiken
en langs alle kusten
branden schepen van de geest
zonder ruis, zonder rook, zonder vlam
ongezien in het zonlicht
van een dag onder zijn eigen koning

Na de regen van Edward Thomas


Na de regen – Edward Thomas

De regen van een nacht en een dag en een nacht
Houdt op bij het licht
Van de bleke, verstikte dag. De spiekende zon
Ziet wat er is gedaan.
De weg onder de bomen heeft een berm nieuw
Van paarse tint
Binnen een berm van dun helder gras;
Alles dat na november was
Overgebleven aan bladeren is verloren
Afgescheurd van hazelaar, meidoorn
En grotere bomen. In het hele
Bosje is geen dood blad meer dat valt
Op het grijze gras, het groene mos, gebrand-oranje varen,
Bij de terugkomst van de wind:
De blaadjes die vallen van de es
Zijn dun uitgespreid
Op de weg, als ingemaakte zwarte vis
Alsof ze speelden.
Wat hangt aan velerlei takken daar
Zo hard en naakt
Zijn twaalf lieflijke gele appels
Aan elke wilde appelboom
En aan elke boom in het dal
Ontelbare
Kristallen van de regen, donker en helder,
Die weer opnieuw valt.


dinsdag 18 september 2018

The Path van Edward Thomas vertaald

Het paadje

Er loopt langs een heuvel, een vestingwerk
Dat de gelijke weg bewaart voor het hoge bos
Eronder, een paadje. Het wordt gebruikt
Door kinderen om te kijken wat er van de
Gladde steile helling komt tussen de stammen van beuk en taxus
Door tot waar een omgevallen boom het zicht blokkeert –
Terwijl mannen en vrouwen zich tevreden stellen met de weg
En wat ze zien op de heuvel en wat de kinderen zeggen.
Het pad dat slingert als zilver drupt verder,
Omringd en zelfs verdrongen door het dunste mos
Dat tracht wortels en kruimelend krijt te bedekken
Met goud, olijf en smaragd, maar tevergeefs.
De kinderen slijten het af. Ze hebben de heuvel afgevlakt
Aan de top, hem zilverig gemaakt tussen het mos
Met de stroom van hun voeten, jaar na jaar.
Maar de weg is zonder huizen en leidt niet naar de school.
Het komt zelden voor dat je er een kind ziet en het oog
Is slechts op de weg gericht, op het bos dat eroverheen hangt
En eronder gaapt en het paadje dat eruitziet alsof het
Leidt naar een mythische of verzonnen plek, waar mensen
Heen wilden gaan en blijven; tot het, plots, ophoudt waar het bos ophoudt.

Adlestrop van Edward Thomas



Ja ik herinner me Adlestrop --
De naam, want op een middag
Die warm was stopte de sneltrein daar
Onbedoeld. Het was laat in juni.

De stoom siste. Iemand schraapte zijn keel.
Niemand stapte uit of in
Op het kale perron. Wat ik zag
Was Adlestrop -- de naam alleen

En wilgen, wilgenroosjes en gras,
En spirea, en hooiopper droog
Geen greintje minder stil en eenzaam schoon
Dan de wolkjes in de hemel hoog.

En op dat moment zong een merel
Heel dichtbij en om hem heen, flauwer,
Verder en verderweg alle vogels
Uit de Oxfordgauw en de Gloucestergauw.