vrijdag 12 augustus 2011

Het einde van de kunst is het begin van de kunst

Iets is kunst als een galeriehouder of andere autoriteit zegt dat het kunst is. Alleen daarom kan een gevonden voorwerp op een voetstuk kunst heten. Hetzelfde geldt voor objecten met een rituele functie, waaronder ook altaarstukken en dergelijke. Daarom is kunstschaatsen ook geen kunst: het is niet gesitueerd in een kunst-context. Hetzelfde geldt voor rituele voorwerpen die nog steeds of vooral als rituele voorwerpen worden beschouwd. Tegelijkertijd is de sociaal vigerende mening over een voorwerp of genre constitutief voor de status die het heeft. Een kunstwerk is maar een kunstwerk voorzover het alszodanig aanvaard wordt door een maatschappij.
Wat heeft zo'n institutionele opvatting nu met het einde van de kunst te maken? Ik denk dat het denken in termen van betekenissen die een groot publiek iets zeiden de kunst in de loop van de twintigste eeuw is losgeweekt van de maatschappelijke context. Schoonheid heeft niets met kunst te maken, zelfs al zijn er ook nu nog mooie kunstwerken. Sterker, schoonheid heeft nooit iets met kunst te maken gehad, zelfs al heeft kunst wel iets met schoonheid van doen gehad. In oudere kunst is schoonheid belangrijk omdat schoonheid belangrijk was in de context van een werk dat we nu uitsluitend nog als kunstwerk kunnen zien. Nu de beeldende kunst als maatschappelijk domein is losgeweekt van de betekenisgevende context is de symbolische waarde in termen van andere domeinen verdwenen: het heilige, het schone enzovoort zijn qua kunst irrelevant omdat kunst nu eenmaal niets met waarden van buiten de kunst meer te maken heeft. Preciezer, waar kunstwerken (schilderijen, beelden enzovoorts) vroeger betekenissen doorgaven uit andere gebieden en deze betekenissen vorm gaven en aldus een religieuze, politieke, sociale of persoonlijke rol speelden, vertolkt de kunst nu alleen zichzelf. Niet omdat ze niets aan andere domeinen zou ontlenen, maar omdat ze in de laatste instantie haar rechtvaardiging allen in zichzelf zoekt. Met het einde van de kunst begint de kunst pas omdat ze pas dan autonoom is: zichzelf de wet geeft. Deze autonomie is echter leeg wanneer ze zich niets wil laten zeggen. De leegheid van de autonomie blijkt precies uit de institutionele aard van de kunst. Of iets kunst is, is een formele kwestie. Maar er is niets dat vorm gegeven wordt, omdat de vorm zich niets geven laat.
In film en muziek is dat net iets anders. Het zou weleens kunnen zijn dat het feit dat film een publiek moet aan spreken de beperking oplegt waarin zich volgens Goethe pas het meesterschap kan tonen. Kijk naar een film als Der Himmel über Berlin.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten